Een nieuw blog


Blog van kinderboekenschrijfster Netty van Kaathoven. Zoek je informatie over een van mijn boeken klik dan rechts op het juiste label en je krijgt de selectie die je zoekt.
Blogs over enkele reizen van me vind je ook door op het juiste label rechts te klikken.
Wil je me ergens over benaderen mail dan naar zjors#casema.nl en vervang daarin de # door een @

maandag 7 januari 2019

Laos/Cambodja 4 - Bedelaars

Net over de grens in Cambodja kwam ik de eerste bedelaar tegen. In Laos werd er nergens gebedeld, ik heb begrepen dat dat daar bij wet verboden is. En aangezien het een communistisch land is, houdt eenieder zich daar ook graag aan de wet.
We pauzeerden bij een soort wegrestaurant dat die naam niet verdiende. Het was er smerig en het eten was vies. De meeste groepsleden vertrokken met een bootje om naar de Irrawaddydolfijnen op zoek te gaan. Ik zag de dolfijnen door de opening in de muur van het restaurant al spelen in de Mekong, dus ik besloot mijn tijd anders te besteden. Ik wandelde door het dorpje, dat enkel bestond uit een paar huisjes op palen langs de doorgaande stofweg waar de huizen regelmatig uit het zicht verdwenen.






(Hetzelfde huis als hierboven, maar nadat er een auto passeerde.)



Een bedelaar kwam me tegemoet. Opdringerig stak hij zijn hand naar me uit. Inmiddels ben ik in veel landen geweest waar gebedeld wordt uit oneigenlijk oogpunt, vaak is het er zelfs verboden om bedelaars iets te geven. In Roemenië bijvoorbeeld. Daar stonden borden met vrij vertaald: 'Geef de bedelaars niets. Wij geven ze werk, maar dat weigeren ze als ze van u gratis geld krijgen.'
Dit leek me een gezonde man die nog in de kracht van zijn leven was, ik schatte hem een jaar of vijftig, dus ik sloeg geen acht op hem, keek hem ook niet echt aan, en liep door.
Na een tijdje keerde ik om, en daar liep hij me weer tegemoet, hij was ook omgekeerd blijkbaar bij de nu lege parkeerplaats bij het restaurant. Toen hij me in het vizier kreeg liep hij recht op me af, pakte me bij beide bovenarmen vast en met een blik van wilde waanzin in zijn ogen schudde hij me door elkaar en eiste hij iets van me, ik vermoed geld. De aanraking maakte me woedend, dus ik begon in onvervalst Hollands tekeer te gaan tegen hem. Gelukkig kwam de man die je hierboven ziet me te hulp, hij verjoeg de bedelaar door een dreigende zwiep met zijn schep. Ik spoedde me haastig naar mijn groepsgenoten.
Pas daar viel het kwartje bij mij.
In de bus had ik het boek gelezen 'Eerst doodden ze me mijn vader' over de gruwelijkheden van de Rode Khmer en Pol Pot. Een boek dat je niet met droge ogen kunt lezen. Maar het was een verhaal van de vorige eeuw, van lang geleden.
Nu pas besefte ik: 1979 is nog niet zo lang geleden. Iedereen die boven de veertig is, echt iedereen, is in dit land een overlever. Die heeft tot stervens toe honger geleden, heeft de helft van zijn of haar familie, vaak ook nog voor zijn ogen, zien vermoorden op de meest gruwelijke manier. Of heeft die moorden in opdracht gepleegd. Achttienjarige jongens werden ingezet om kinderen dood te slaan tegen een boom. Je kunt je daar geen voorstelling van maken. Als ze begonnen te haperen of emotie vertoonden kregen ze zelf de genadeklap en werd er een nieuw blik kinderen opengetrokken die moesten moorden. Mensen zouden van minder krankzinnig worden! Het mag nog een wonder heten dat het merendeel van de Cambodjanen wel normaal functioneert en een bestaan heeft opgebouwd. Deze man is het blijkbaar niet gelukt.
En dat snapte ik ineens heel goed.
En waar waren wij toen dat gebeurde? Het was ver weg en we keken weg. Ook ik keek weg, want even terugrekenend, lag ik toen in de clinch met de opstandige pubers die ik als 22-jarige probeerde te temmen tijdens mijn eerste (mislukte) onderwijsbaan. Ik had geen oog en geen tijd voor verwegproblemen.
En nu keek ik weer weg.
Nu had ik geen excuus.

De volgende dag bezocht ik de Killing Fields. Met een koptelefoon op hoorde ik wat daar gebeurde in die tijd. En hoorde ik verhalen van overlevers en nabestaanden. Over de haat, de woede, de vergeving, de moeilijkheden om weer een normaal leven te gaan leiden.
Achter op het terrein lag een vijver met idyllische lelies. Je kon daar achterdoor wandelen en op een van de bankjes rustig naar de verhalen luisteren en proberen een beetje jezelf weer bij elkaar te rapen.



En daar, aan het hek, kwam ik de tweede bedelaar tegen. Een erg oude man, hoewel je je daar ook in kunt vergissen als iemand zwaar geleden heeft. Een onderbeen ontbrak, waarschijnlijk was hij na het overleven van de horrorjaren alsnog op een mijn gestapt die hem bijna zijn leven kostte. Was hij al tijdens het bewind van de Rode Khmer gewond geraakt dan hadden ze hem zeker als nutteloos wezen gedood. Met zijn anderhalve been en een soort houten kruk was hij de steile helling op geklauterd en daar hing hij zich nu met zijn ene hand vast te houden aan het hek, terwijl hij zijn andere hand smekend door het gaas duwde met een pet in zijn hand.
Totaal in beslag genomen door de afschuwelijke verhalen op mijn koptelefoon liep ik hem in eerste instantie zomaar voorbij. Tot ik op een bankje in de zon ging zitten, het verhaal afgelopen was en ik me realiseerde: Huh? Wat zag ik nou? Snel liep ik terug om hem de laatste Riels te geven die ik nog in mijn zak had. Als er iemand recht heeft op steun dan zijn het wel de Cambodjaanse bedelaars. Zoveel werd me wel duidelijk deze vakantie.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten