Eerst moesten we leren hoe je de schapenwol (van eigen schapen) ontdoet van vuil en stro. Niet door de kaardmolen, nee echt handwerk met twee ijzeren staven en een oude bedspiraal als hulpmiddelen. Hoppa, meppen maar:
Daarna pakte Big Mama een grote schaar en begon ze in de wol, die inmiddels lekker fluffie was, te knippen. We waren redelijk flabbergasted, want regel 1 bij ons in viltland is dat je nooit knipt in de wol. Wel dus.
Wonderbaarlijk hoe ze trouwens urenlang soepel op zo'n laag krukje of op haar hurken kon zitten, wij kieperden er regelmatig vanaf. Maar als je het je hele leven blijft doen verleer je het diep hurken waarschijnlijk niet.
Ook wij ontkwamen er niet aan: knippen, knippen, knippen. Er ontstond een grote berg schapenwol en daarna een grote berg geitenwol. Die gebruiken ze in een verhouding van 1 op 1, dan ontstaat een zeer duurzaam vilt. Moet zo'n dertig jaar mee kunnen!
De twee bergen moesten gemixt worden. Niks door de kaardmolen, daar kwamen de ijzeren staven weer. Om de beurt mepten we ons een rugblessure, maar daarna hadden we dan ook een keurige berg bruingrijze mix.
De volgende stap was het ordenen van de wol op de rieten mat, de chi, op een vooraf vastgestelde grootte. Niks netjes wol uitleggen, handje voor handje, gewoon een beetje verdelen over het vlak en hier en daar een beetje recht duwen of platslaan.
We kregen ieder een vlak toegewezen om te versieren, dat zou straks onze eigen mini-alakyis (versierd vloerkleedje, de letterlijke vertaling is meerkleurig vilt) worden. Big Mama keurde wat en herschikte wat en toen was onze basis klaar. We zaten gereed voor de teil met zeepsop en het handmatig wrijven van de wol, maar dat liep anders. Daarover in een volgend blog meer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten